Voor je aan je studiecarrière was begonnen, had je voor jezelf al een bepaald beeld geschept van hoe het studentenleven eruit zou zien. Je zag jezelf dan waarschijnlijk eindelijk “vrij” zijn. Het woord “vrij” associeerde je dan in de eerste plaats wellicht niet met studeren, maar met het kunnen thuiskomen na een avondje op café zònder dat je ouders daarover hun beklag deden. “Vrij zijn” dus eigenlijk als het “niet-hoeven-te-studeren”, of beter: de afwezigheid van het dagelijkse “geza(a)g” van je ouders (wanneer je een pintje bent gaan drinken met je maten).

Toch is de vrijheid die je ouders je gegeven hebben “voorwaardelijk” te noemen. Je mag immers wel een pintje gaan drinken op café, maar niet ten koste van je studie. Je wordt dan ook snel met de realiteit geconfronteerd, want studeren doe je natuurlijk (beter) niet op café. Je zal je in een stille, alcoholvrije ruimte moeten kunnen concentreren. En je zal je moeten voorbereiden.

Inderdaad, de cursussen van het hoger onderwijs zijn (helaas) geen cursussen meer van de middelbare school. Ze zijn “academischer” (lees: abstract en, op het eerste zicht, onbegrijpelijk). Bovendien is de hoeveelheid leerstof vervijfvoudigd. De cursus is een vijand die je dan ook in eerste instantie als het ware wil nekken. “Overkill” noemt zoiets, geloof ik.

Toch ben je bereid je aan de grote hoeveelheid leerstof te wagen: hoe sneller dit immers gedaan is, hoe sneller je jouw vrienden kunt vervoegen op café. Je zoekt wat tips op van (geslaagde) studenten over hoe je moet studeren en begint vervolgens steevast in de cursus aan te duiden (want dat doet iedereen). Het eindresultaat is logischerwijs een aangeduide cursus, maar ook niet meer dan dat. Eigenlijk begrijp je niet alles dat erin staat. Bovendien helpt het feit dat je èlk woord hebt aangeduid, de lidwoorden buiten beschouwing gelaten, niet. Het verschil tussen hoofd-en-bijzaak is je dan ook nog niet helemaal duidelijk.

Nu ben je natuurlijk gefrustreerd en probeer je die frustratie te overwinnen door dan toch vroegtijdig jouw vrienden te vervoegen op café. De volgende morgen word je wakker en zie je helaas op je bureau jouw cursus liggen. “Wat moet ik nu doen?” vraag je je op existentiële wijze af, terwijl je de wrange biersmaak voor de spiegelkast in de badkamer probeert weg te krijgen.

“Leren” zegt het stemmetje van je moeder in je hoofd. “Leren leren” zegt Slaagsleutels. En als je moeder al diegene was die, naar jouw bescheiden mening, kon zagen, komt Slaagsleutels af met een genadeloos alternatief.

“Moet ik na leren, nu ook nog leren leren?!” Je belt de verantwoordelijke van Slaagsleutels kwaad op. Je kijkt naar je bureau en je beeldt je in dat er naast je dikke cursus nòg een cursus “leren leren” bijkomt.

“Geen nood!” Komt de blogger in het gesprek tussen. Het komt er immers op neer dat “leren leren” helemaal geen tweede cursus is. Het is een bril die je moet opzetten zodat het studeren van die éne cursus beter verloopt.

Die bril is bovendien voor iedere persoon anders. Sommigen hebben immers een grotere neus dan anderen, of hebben simpelweg betere ogen. Slaagsleutels houdt met de diversiteit van neuzen en ogen rekening. “Leren leren” ziet er voor iedereen dan ook anders uit.

Het voordeel van “leren leren” is dat je meer van het studeren overhoudt dan enkel een aangeduide cursus. En dat je natuurlijk in de eerste plaats het leren zelf gaandeweg zult kunnen inkorten.

Slaagsleutels is dan ook niet blind voor de werkelijkheid. Natuurlijk is het af en toe plezanter een pint te drinken op café met je maten. Maar respecteer het èchte genot van de vrijheid, en laat een pintje op café ècht smaken door er eerst verdomd hard voor te werken. “Studeer dus anders, en je krijgt meer vrije tijd” garandeert de blogger van Slaagsleutels. “En als je vragen hebt, je weet ons te vinden !”